De officier van justitie had vijftien jaar cel geëist. Het slachtoffer werd sinds 1991 vermist. Tijdens de verbouwing van een woning aan de Dorpstraat in Lage Zwaluwe werd in juli 2006 onder de vloer van de badkamer het skelet van de verdwenen Waalwijker aangetroffen.
Schotwond
H.S. woonde begin jaren negentig in het huis en had er een shoarmazaak. Hij zou met het slachtoffer ruzie hebben gehad over de overname van de zaak.
Uit onderzoek op het skelet door het NFI is vast komen te staan dat Colkusu door een schotwond is overleden. Hij was geboeid en had een zak over zijn hoofd. In de auto van het slachtoffer trof de politie in 1991 een plattegrond aan van Lage Zwaluwe met daarop de shoarmazaak van S.
Steenafval
Buren hebben verklaard dat er in de periode dat Colkusu verdween 's avonds puin in de shoarmazaak heeft gelegen. Ook buiten zou een tijdje steenafval hebben gelegen. Volgens getuigen had het slachtoffer die middag van de 15e maart een middag vrijgenomen van zijn werk omdat hij met H.S. had afgesproken om de eerste huur voor de overname van de shoarmatent te betalen.
De verklaringen van de getuigen in deze zaak zijn volgens de rechtbank ongeloofwaardig omdat er vijftien jaar is verstreken tussen de vermissing van het slachtoffer en de ontdekking van de stoffelijke resten van Yalsin.
Geen motief
‘Ze kunnen teveel beïnvloed zijn door de media en door hun woonomgeving’, zei H. Alferink, voorzitter van de rechtbank. ‘Daarnaast hebben we geen eenduidig motief gevonden waarom S. betrokken zou zijn geweest bij de moord op Colkusu, ondanks dat het lijk in zijn pand is gevonden.’
