'Bedrijven onvoldoende geïnformeerd over vakantiewerk

Kleinere en middelgrote bedrijven zijn onvoldoende op de hoogte van de regels voor vakantiewerkers jonger dan achttien jaar. De brancheorganisaties, het ministerie van Sociale Zaken en de Arbeidsinspectie moeten de handen ineen slaan om ervoor te zorgen dat ondernemers voortaan beter zijn geïnformeerd.

Dat verklaarde voorzitter H. de Boer van de ondernemersorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf MKB-Nederland woensdag 13 juni. Volgens hem is de voorlichting over wat vakantiewerkers nou precies wel en niet mogen ‘een onderschat element’ bij brancheorganisaties en de overheid.

’Wij hadden tot vorig jaar ook nooit gedacht dat vakantiewerk van zo'n belang is’, aldus De Boer. Volgens hem kwamen bij MKB vorig jaar voor het eerst de signalen en vragen over vakantiekrachten binnen, omdat bedrijven veel op jongeren waren aangewezen door de krapte op de arbeidsmarkt.

Uit controles van de Arbeidsinspectie afgelopen zomer blijkt dat ruim de helft van de werkgevers die vakantiekrachten inhuurden, zich niet aan de regels heeft gehouden. Het gaat dan vooral om overtreding op het gebied van arbeidsomstandigheden en arbeidstijden. Zo werkten de tieners aan de lopende band, vlakbij machines en ontbrak vaak een inventarisatie van de risico's.

’We moeten hier niet te geringschattend over doen’, zei De Boer. ‘Maar eigenlijk vindt ik deze cijfers wel meevallen.’ Volgens de MKB-voorzitter gaat het hier duidelijk om regels die zijn bedacht in een kantoor van een ministerie, maar niet goed zijn overgebracht naar het niveau van de werkvloer.

Als voorbeeld noemde hij de verplichting die werkgevers hebben om schriftelijk de risico's voor jongeren op de werkplek in kaart te brengen. Volgens hem hebben de meeste boetes die de Arbeidsinspectie vorig jaar aan ondernemers met vakantiewerkers heeft uitgedeeld, betrekking op deze 'risico-inventarisatie'. ’Het gaat hier om een papieren tijger. Tuurlijk moeten ondernemers zich aan de wet houden, maar in de praktijk zegt een werkgever gewoon tegen een scholier dat hij uit de buurt moet blijven van de lopende band en biedt dat niet op een papiertje aan.’