Levendig debuut Nationale Gastvrijheidsdebat

Levendig debuut Nationale Gastvrijheidsdebat

Het eerste Nationale Gastvrijheidsdebat van het vorig jaar opgerichte Gastvrijheidsgilde kende op de openingsdag van de BBB en EFFF een levendig verloop. De debaters waren scherp, het publiek vertoonde een actieve rol en de 1-2'tjes tussen debatleider Hans Steenbergen en aangever Ferdie Olde Bijvank zorgden voor ontspannen momenten. Al bleef de vraag of gastvrijheid in je genen zit of dat je het kunt trainen onbeantwoord.

De vier stellingen, soms prikkelend soms niets prikkelend genoeg, leverde interessante standpunten op. Als rode draad door de discussie liep de vraag of gastvrijheid aan te leren is of dat het een aangeboren talent is. Hotelbon-exploitant Chris Luken, die na afloop werd uitgeroepen tot beste debater, bezwoer dat gastvrijheid niet te trainen is. ‘Het zit in de genen’. Hij kreeg bijval van KHN-voorman Jeu Claes, terwijl Désirée Smulders van Restaurant De Beukenhorst in Winterswijk kittig counterde met: ‘Als het niet in je hart zit, dan moet je je hart trainen.’

Over het hebben van een gastvrijheidsconcept raakten de debaters niet uitgepraat. ‘Flauwekul’, riep Claes geestdriftig op de stelling ‘Voor professionele gastvrijheid is een gastvrijheidsconcept absoluut geen must’. ‘Jeu, Jeu, Jeu. Wat zeg je nu?’, aldus een verbouwereerde Ton Lenting van Lenting & Partners. ‘Ik zou je niet graag in dienst willen nemen’, voegde Paul van Oers, docent aan de Hogere Hotelschool Maastricht, er met een glimlach aan toe.

Voor Rosalie Helder van driesterrenrestaurant Parkheuvel is zo’n concept belangrijk. Helder: ‘Iedereen heeft namelijk baat bij een leidraad’. Al oogstte Thérèse Boer van De Librije als enige een applaus van de aanwezigen. ‘We moeten twee soorten gastvrijheid onderscheiden. De gastvrijheid die in je hart zit en de gastvrijheid die je kunt leren. Dus bepaalde aspecten van gastvrijheid kun je wel vastleggen.’

Tijdens de derde en vierde stelling roerde het publiek zich meer in het debat. Met zo nu en dan sterke opmerkingen. ‘Als je in een horecabedrijf meer kunt bieden dan een gast verwacht, dan heb je hem’. Of: ‘Flexibiliteit en improvisatievermogen vormen een belangrijk onderdeel bij gastvrijheid.’ En: ‘Speel in op de gast en voel aan of je wel of niet mag vragen of alles naar wens was.’

Het panel van het eerste gastvrijheidsbedat bestond uit:
Rosalie Helder, ondernemer-gastvrouw Parkheuvel, Rotterdam
Jeu Cleas, directeur Koninklijk Horeca Nederland
Désirée Smulders, ondernemer-gastvrouw De Beukenhorst, Winterswijk
Jac Wezenbeek, ondernemer-gastheer Proeverij Caruso, Roosendaal
Chris Luken, ondernemer Hotelbon, Hotel Management Group
Ben Rijgersberg, directeur Horeca Branche Instituut
Ton Lenting, ondernemer Lenting & Partners
Pauls van Oers, docent Hogere Hotelschool Maastricht
Thérèse Boer, ondernemer-gastvrouw De Liberije, Zwolle

De stellingen waren:
Gastvrijheid zit in je genen en is niet te trainen.
Voor professionele gastvrijheid is een gastvrijheidsconcept een must.
Gasten geven niet om wat je weet, ze willen weten hoeveel je om hem geeft.
Alles naar wens zou verboden moeten worden. Je ziet toch of alles naar wens is en als dat niet zo is, dan moet je het zeker niet vragen

De vier stellingen, soms prikkelend soms niets prikkelend genoeg, leverde interessante standpunten op. Als rode draad door de discussie liep de vraag of gastvrijheid aan te leren is of dat het een aangeboren talent is. Hotelbon-exploitant Chris Luken, die na afloop werd uitgeroepen tot beste debater, bezwoer dat gastvrijheid niet te trainen is. ‘Het zit in de genen’. Hij kreeg bijval van KHN-voorman Jeu Claes, terwijl Désirée Smulders van Restaurant De Beukenhorst in Winterswijk kittig counterde met: ‘Als het niet in je hart zit, dan moet je je hart trainen.’

Over het hebben van een gastvrijheidsconcept raakten de debaters niet uitgepraat. ‘Flauwekul’, riep Claes geestdriftig op de stelling ‘Voor professionele gastvrijheid is een gastvrijheidsconcept absoluut geen must’. ‘Jeu, Jeu, Jeu. Wat zeg je nu?’, aldus een verbouwereerde Ton Lenting van Lenting & Partners. ‘Ik zou je niet graag in dienst willen nemen’, voegde Paul van Oers, docent aan de Hogere Hotelschool Maastricht, er met een glimlach aan toe.

Voor Rosalie Helder van driesterrenrestaurant Parkheuvel is zo’n concept belangrijk. Helder: ‘Iedereen heeft namelijk baat bij een leidraad’. Al oogstte Thérèse Boer van De Librije als enige een applaus van de aanwezigen. ‘We moeten twee soorten gastvrijheid onderscheiden. De gastvrijheid die in je hart zit en de gastvrijheid die je kunt leren. Dus bepaalde aspecten van gastvrijheid kun je wel vastleggen.’

Tijdens de derde en vierde stelling roerde het publiek zich meer in het debat. Met zo nu en dan sterke opmerkingen. ‘Als je in een horecabedrijf meer kunt bieden dan een gast verwacht, dan heb je hem’. Of: ‘Flexibiliteit en improvisatievermogen vormen een belangrijk onderdeel bij gastvrijheid.’ En: ‘Speel in op de gast en voel aan of je wel of niet mag vragen of alles naar wens was.’

Het panel van het eerste gastvrijheidsbedat bestond uit:
Rosalie Helder, ondernemer-gastvrouw Parkheuvel, Rotterdam
Jeu Cleas, directeur Koninklijk Horeca Nederland
Désirée Smulders, ondernemer-gastvrouw De Beukenhorst, Winterswijk
Jac Wezenbeek, ondernemer-gastheer Proeverij Caruso, Roosendaal
Chris Luken, ondernemer Hotelbon, Hotel Management Group
Ben Rijgersberg, directeur Horeca Branche Instituut
Ton Lenting, ondernemer Lenting & Partners
Pauls van Oers, docent Hogere Hotelschool Maastricht
Thérèse Boer, ondernemer-gastvrouw De Liberije, Zwolle

De stellingen waren:
Gastvrijheid zit in je genen en is niet te trainen.
Voor professionele gastvrijheid is een gastvrijheidsconcept een must.
Gasten geven niet om wat je weet, ze willen weten hoeveel je om hem geeft.
Alles naar wens zou verboden moeten worden. Je ziet toch of alles naar wens is en als dat niet zo is, dan moet je het zeker niet vragen