Ophef over claimdreiging hartdefibrillatie

Ophef over claimdreiging hartdefibrillatie

Horecaondernemers hoeven geen hartdefibrillatie aan te schaffen. Lokale hulpdiensten moeten voorzien in voldoende apparaten. Dat zegt Koninklijk Horeca Nederland (KHN) in een reactie op de dreiging van de stichting voor hartdefibrillatie, Medizon. Die gaf begin deze week aan dat fikse schadeclaim boven het hoofd hangen van horecaondernemers.

‘Het artikel in De Telegraaf (de krant waarin Medizon zich uitte, red.) bericht over een opinie van een partij die vanuit zijn bestaansrecht een rechtstreeks belang heeft bij het uitplaatsen van heel veel defibrillatoren’, luidt het antwoord van KHN-woordvoerster Wendy Schellens.

Medizon waarschuwde maandag bij monde van Gert-Jan Hemmers dat horecazaken die geen defibrillator hebben, bij een hartstilstand van een gast aansprakelijk kunnen worden gesteld. Daarbij is het volgens Hemmers mogelijk dat een fikse schadeclaim volgt, die kan oplopen tot enkele miljoenen euro’s.

Volgens KHN is een ondernemer vrij een apparaat aan te schaffen of om te kiezen voor een adequate samenwerking met hulpdiensten. ‘KHN vindt dan ook dat lokale hulpdiensten moeten voorzien in voldoende apparaten’, aldus Schellens, die er aan toevoegt dat er binnen hulpdiensten een discussie gaande is over het hebben en gebruiken van een defibrillator.

In reactie op het bericht laat HCS CardioSystemen uit Nuenen, toonaangevende leverancier van defibrillatoren, de redactie weten de uitlatingen van Medizon ongelukkig te vinden. In een e-mail zegt het bedrijf dat de voorzitter van Medizon, Drs. H.J. Palsma, het een en ander heeft uit te leggen.

HCS schrijft: ‘Stichting Medizon heeft inmiddels diverse media gemeld dat 250.000 bedrijven een schadeclaim kunnen verwachten wanneer zij niet over twee maanden een defibrillator hebben aangeschaft. Palsma, zelf directeur van een aantal bedrijven en importeur van de defibrillator, zal nu uit moeten leggen waar hij deze informatie vandaan haalt en waarom hij deze als arts verspreidt. De branche twijfelt of iemand die niet praktiserend is en wel een aantal bedrijven leidt, als arts commerciële uitlatingen mag doen om zijn eigen product te verkopen’.