Fortis Circustheater vandaag precies 100 jaar

Vandaag is het exact een eeuw geleden dat de opening van het Circustheater in Scheveningen plaatshad. De eerste voorstelling destijds was volgens Joop van den Ende Theaterproducties een gala van Circus Schumann.

Het is dat het Haagsche Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen begin jaren zestig in brand vloog, anders was het Circustheater in Scheveningen er misschien al veertig jaar niet meer geweest. Dan hadden er op de plek waar Joop van den Ende met zijn musicals het ene succes na het andere boekt, nu waarschijnlijk een sportcomplex en kantoren gestaan.

De brand beroofde de Haagse regio van een evenementenhal en haalde daarmee een streep door de plannen het Circustheater te slopen ten behoeve van nieuwbouw met een ander doel. Nu staat het Circustheater er nog steeds, en de laatste jaren fierder dan ooit, aan de Noordzee.

Het Circustheater was honderd jaar geleden het enige theater met elektrisch licht. Het was gebouwd door de Exploitatie Maatschappij Scheveningen, de later nog roemruchte EMS. Zij kaapte de gemeentelijke toestemming weg voor de neus van circuskoning Oscar Carré, die in de laatste zomers van de negentiende eeuw telkens zijn tenten in Scheveningen had opgezet en er zijn eigen vaste gebouw had willen hebben.

Bouwmeester W. van Liefland ontwierp het gebouw voor de EMS. Zijn koepel is nog altijd tekenend voor het theater en voor Scheveningen, al is het gebouw wat verscholen geraakt achter door lang niet iedereen gewaardeerde nieuwbouw. De kosten bedroegen volgens de naspeuringen van Joop van den Ende Theaterproducties destijds 300.000 gulden. Nu zou het 4,5 miljoen euro kosten.

Zestig jaar lang zouden de circussen elkaar afwisselen (al bivakkeerden er in de Eerste Wereldoorlog Belgische vluchtelingen, was het 's winters de opbergruimte voor het strandmeubilair en in 1937 het onderkomen voor een kunstskibaan), tot Circus Strassburger dat op dat terrein in 1963 de hekkensluiter was. De circusbranche had het moeilijk gekregen, de exploitatie van het gebouw werd een probleem. De sloophamers werden al bijna klaargelegd.

De gemeente besloot na de brand in het Haagsche Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen tot een fikse modernisering van het Circustheater. Vooral de ooit zo sierlijke buitenkant moest het ontgelden en plaatsmaken voor grijze golfplaten. De piste maakte plaats voor een echte theaterzaal.

In 1966 gingen de deuren open voor een uitgebreid scala aan podiumartiesten. De Nederlandse Opera Stichting (met Fidelio als eerste in het heropende theater) en het Nederlands Dans Theater waren vaste bespelers en verder trok een stoet buiten- en binnenlandse grootheden voorbij: van Arthur Rubinstein en Yehudi Menuhin tot Toon Hermans en Paul van Vliet. Ook grote buitenlandse producties, zoals de musical Hair, streken er in volle bezetting neer.

Eind jaren tachtig kwam opnieuw de klad in het Circustheater, omdat de vaste bespelers naar het Muziektheater in Amsterdam en Danstheater in Den Haag verdwenen. Het woord sloop lag alweer in de mond van de autoriteiten. Opnieuw was redding nabij. Het theater ging voor 1 gulden naar drie nieuwe investeerders, onder wie Joop van den Ende. Het drietal liet er voor 23 miljoen gulden aan verspijkeren door architect Arno Meijs. Het glanzende resultaat viel bij praktisch iedereen in de smaak. Op 15 oktober 1993 werd het Circustheater officieel heropend met de première van The Phantom Of The Opera. De voorstelling zou met bijna 1100 voorstellingen en een kleine twee miljoen toeschouwers alle Nederlands records van die tijd breken. Het was voor het eerst dat er in Nederland een zogenoemd open-eindtheater bestond, een schouwburg waar een voorstelling zolang kon blijven staan als ze voldoende bezoekers trok.

In 1996 werd Van den Ende de enige eigenaar van het gebouw. Op 4 april 2004 begon hij na The Phantom, Miss Saigon, Elisabeth, Aida en The Sound Of Music met The Lion King, ondanks de matige kritieken weer een publiekskraker.