‘Horecaondernemers zijn veelal niet geholpen met de ‘theoretische versoepelingen’ van de coronabeperkingen die het kabinet heeft aangekondigd’, zegt Koninklijke Horeca Nederland. ‘Het loslaten van het maximumaantal gasten, met de 1,5 afstand in ogenschouw genomen, is voor een aantal grote hotels en restaurants en voor conferentieoorden een verbetering. Maar de kleinere zaken schieten met de aanpassingen niet zo veel op.’
Eerder teleurstelling dan blijdschap
Volgens KHN-directeur Dirk Beljaarts is eerder sprake van teleurstelling dan van blijdschap. ‘We hadden op iets beters gehoopt.’ Hij wijst erop dat kleinere zaken nu al vaak niet aan de dertig gasten komen. De verhoging van het aantal toegestane bezoekers, met de 1,5 meter-regel, betekent volgens KHN geen verbetering van de huidige situatie.
Kuchschermen op terrassen
De KHN-directeur hekelt de restricties op terrassen die zijn gebleven, ondanks de plaatsing van kuchschermen. Tafels mogen daardoor wel dichter bij elkaar, maar een groep bezoekers moet nog altijd op afstand blijven van elkaar. Beljaarts zegt ook niet te snappen wat het verschil is met personen die bijvoorbeeld wel met zijn vieren in een auto mogen zitten.
Ook wijst hij op de versoepelingen die gelden voor de kermis en de braderie. ‘Daar mag je dus wel met een drankje staan, maar op het terras moet je blijven zitten. Het is moeilijk om niet ondankbaar over te komen.’
‘Neem voorbeeld aan Vlaanderen’
Volgens KHN hebben horeca-ondernemers nog steeds geen perspectief gekregen. Veel ondernemers staan volgens de organisatie voor belangrijke beslissingen zoals investeren of het eventueel verkopen van de zaak. Als voorbeeld van hoe het ook kan, noemt Beljaarts de situatie in Vlaanderen waar een hele route tot het einde van het jaar is uitgestippeld, mits de virusontwikkeling dit toelaat.
‘Weinig veranderingen de komende tijd’
Met het reces in politiek Den Haag voor de deur, vreest KHN een periode van weinig veranderingen. Daarbij zijn de maatregelen nu zo dat blij slecht weer veel zaken niet rendabel open kunnen. De brancheorganisatie blijft zijn signalen afgeven, ‘zeker omdat in Nederland alleen gesproken wordt over wat niet kan en er geen ruimte is voor gesprekken over wat nodig is’.