De horeca scoort slecht in vergelijking met andere branches. Het gemiddelde aantal uitgesproken faillissementen waarin sprake was van opzettelijke benadeling van schuldeisers, lag op 12 procent.
Sinds 2000 is het aantal faillissementen in de horeca met 70 procent toegenomen. In 2000 werden 195 faillissementen uitgesproken. In 2004 waren het er 332. De verwachting is dat het aantal in 2005 nog verder zal stijgen.
Volgens voorzitter Ben Francooy van de FNV Horecabond werd de afgelopen jaren niet één horecaondernemer veroordeeld voor wetsovertredingen bij een faillissement. Hij vindt het de hoogste tijd voor een steviger aanpak van deze vorm van fraude. Francooy zei dat lokale autoriteiten, zoals gemeenten, politie en openbaar ministerie, veel meer moeite moeten doen om dubieuze ondernemers te weren uit de plaatselijke cafés en restaurants.
'De gemeenten moeten intensiever onderzoek doen naar mensen die een horecavergunning aanvragen en naar hun adviseurs', aldus Francooy. Hij bepleitte verder nieuwe wet- en regelgeving, waardoor kan worden voorkomen dat ondernemers met een bedenkelijk verleden steeds opnieuw kunnen beginnen.
Francooy vindt verder dat curatoren meer ruimte moeten krijgen voor een uitgebreid onderzoek. 'Nu wordt zij nog betaald uit de boedel van zo'n failliete zaak, en dan zijn de middelen dus beperkt', zei Francooy.
Sjoerd Kooistra, de horecaondernemer die de laatste jaren vaak het nieuws haalde in verband met vermoedens van faillissementsfraude met zaken in onder meer Amsterdam en Groningen, ging na de presentatie van het onderzoek in discussie met Francooy. De ondernemer begaf zich in het hol van de leeuw, want naast de vakbondsman deed ook de Groningse curator J. van der Molen mee aan het debat.
Het onderzoek bevat volgens Kooistra weinig nieuws. ‘Er staan dingen in die tien jaar geleden ook al zo waren’, aldus Kooistra. Volgens hem ligt het faillissementsprobleem meer bij onkundige ondernemers en bij de overheid, die veel te weinig controleert in de horeca. ‘Ik ga al jaren zeer transparant te werk, geef alles door aan UWV en de Belastingdienst’.
De curator beschikt volgens Van der Molen in principe over voldoende bevoegdheden om werk te maken van faillissementsfraude. ‘De wet biedt voldoende mogelijkheden, maar in de praktijk valt het vaak tegen. De boedel is vaak leeg, waardoor er geen geld is voor het salaris van de curator’. Het komt zelden voor dat curatoren aangifte doen, omdat de ervaring leert dat daar vrijwel nooit iets mee gebeurt. Van der Molen: ‘Als we aangifte doen bij het Openbaar Ministerie, duurt het twee jaar voordat een aangifte is verwerkt’.