Heel verwonderlijk is dat niet, want goede horecamensen zijn net als stervoetballers: daar kom je voor naar het stadion, daar ga je de deur voor uit. In de ‘crisis’ pikten (te) hoog opgeleide afgestudeerden die in hun eigen vakgebied niks konden vinden de horecabanen in als tijdelijke haven, of ze bleven te lang hangen in hun bijbaan. Jonge mensen die wel een toekomst in ons vak ambiëren, stonden buitenspel. Nu de economie weer gaat draaien, verlaten de oud-studenten en masse de werkvloer en gaan werken in de eigen studierichting. Nu mogen de mensen die toen de kans niet kregen ineens wel opdraven.
Veel van die jonge nieuwe mensen worden te licht bevonden. Ik hoor een steeds luider geklaag over kwaliteit en mentaliteit van de nieuwe aanwas. Maar deze mensen hebben niet de kans gehad om het vak langzaam te leren en hebben nog helemaal geen ervaring. Het is niet eerlijk om ze te vergelijken met je stabiele team waar je de afgelopen jaren mee hebt gedraaid. De keuze voor ervaring en gemak van de afgelopen jaren komt dus als een boemerang terug. Mensen die al zo lang bij je werkten en de weg kenden, tsja, die hoefde je niet veel meer te zeggen.
Nieuwe jonge mensen zonder ervaring? Zoek de uitgeschreven procedures en handleidingen er maar weer bij, en vraag je nou vooral niet dagelijks zuchtend af: ‘Moet ik dan alles uitleggen?’ Het antwoord is namelijk: Ja! Sterspelers waar de mensen voor terugkomen, krijg je niet zomaar en je houdt ze zelden lang bij je. Zij moeten worden opgeleid en moeten heel veel trainen. Sommige clubs kunnen dat niet zelf en hebben geld genoeg, die kopen ze. Maar voor hoe lang houden zij die vast?