Ook horecadocenten moeten stagelopen

Ook horecadocenten moeten stagelopen

Niet alleen studenten van horecaopleidingen aan ROC's moeten stagelopen, sinds dit schooljaar eisen opleidingen ook van hun docenten dat ze af en toe eens meelopen in de beroepspraktijk. De kwaliteit van horecaopleidingen in Nederland moet daarmee verbeteren, bepleiten kenners.

Door middel van stages houden de horecadocenten beter voeling met het werkveld, en staan ze dichter bij de arbeidsmarkt waar hun studenten in terecht komen. Vaak krijgen docenten nog het verwijt mijlenver af te staan van de praktijk.

Dat moet de vorig jaar opgezette project Docentenstages Horecaonderwijs, een initiatief van Kenwerk, Koninklijke Horeca Nederland en de Werkgroep Directeuren Horeca (de MBO Raad), ondervangen. Via de bijbehorende website kunnen docenten zich aanmelden voor een vierdaagse praktijkstage.

Bedroevend niveau

Het imago van veel horecaopleidingen, en indirect dus ook van de docenten, is slecht, blijkt ook uit een levendige discussie op de LinkedIn groep van Misset Horeca. Freelance chef-kok en docent Ed Franchimon noemt het schoolniveau ‘‘bedroevend’’. ‘Verouderde menu’s, niet meegaan met de noviteiten en teveel opleidingen van een bedenkelijk niveau. Bij mij in niveau 3 (zelfst.werkend kok) vragen ze nog wat een roux is en of een Hollandaise op basis van mayonaise is.’

Volgens anderen is het niet zozeer het niveau van de opleidingen, maar de docenten waar het aan schort. Zij zouden geen plezier meer hebben in hun werk. ‘Als de docent geen spirit meer heeft, reflecteert dat op de leerlingen’, meent Guus Vredenburg. ‘Hierdoor ontstaat er een afstand tussen docent, leerling en horeca.’

Veranderingen

Docent Ailko Faber van ROC Landstede verwijt critici dat ze blind zijn voor de veranderingen in het onderwijs. ‘Vanuit de praktijk wordt heel gemakkelijk, en soms terecht, geschoten op onderwijs. Echter, de praktijk vergeet dat onderwijs verandert. Ik merk dat praktijkmensen vasthouden aan het oude vertrouwde en het nieuwe onderwijs geen kans durven te geven.’

De praktijkwereld heeft volgens hem niet in de gaten dat onderwijs breder is dan ooit, en dat ook diezelfde praktijkwereld schuld heeft aan eenzijdig opgeleide studenten. ‘Alle "old-skool" praktijkmensen zeggen dat BBL (beroepsbegeleidende leerweg) een betere opleiding is dan BOL (beroepsopleidende leerweg).Terwijl tijdens de examens pijnlijk duidelijk wordt dat de BOL’ers beter presteren dan de BBL’ers.’

Volgens hem komt dat doordat de praktijk geen tijd heeft of neemt om jonge vaklui op te leiden. ‘Ze leren een aap een trucje, maar als diezelfde kok een uitsmijter moet bakken maakt hij er een rommeltje van. De BOL’er daarentegen krijgt onderwijs en leer de basis van zijn vak op school.’

Aandacht

De praktijk vergeet volgens Faber dat het de werkgevers zijn die samen met sociale partners de opleidingen opgezet hebben. De vakman moest op de werkvloer worden opgeleid, onderwijs voert slechts uit. Hij roept op om weer aandacht te besteden aan leerlingen op de werkvloer in plaats van de oorzaak van slecht vakmanschap bij het onderwijs neer te leggen.

Overigens is hij het eens met de stelling dat sommige docenten te ver af staan van de praktijk. Daarom wijst hij nog eens op Docentenstages. ‘Docenten moeten ook hun competenties bijhouden. Vakdocenten al helemaal. Dat wordt verplicht gesteld bij veel ROC's. De structuur die nodig was, ligt er nu gelukkig.’

In het systeem van Docentenstages wordt in beoordelingsgesprekken afgewogen of de betreffende docent een praktijkstage moet lopen. Er is een viertal verschillende stages ontworpen: een verkennende stage, een update, een verdiepende en een onderzoeksstage.

Afvalputje

Maar, met een docent die goed op de hoogte is van de praktijk, heb je nog niet per definitie een goede docent, bepleit Hermannus Stegeman, eigenaar van Brasserie Borgesius in Utrecht. ‘Opleidingen moeten geen afvalputje zijn van uitgerangeerde collega’s, maar van gepassioneerde overbrengers van liefde voor het vak. Het wordt tijd dat onderwijs zelf ook een selectiebeleid gaat voeren op didactische vaardigheden en overbrengen van passie en motivatie.’

Volgens Faber moeten niet alleen docenten kennis nemen van de praktijk, volgens hem is het net zo belangrijk dat de praktijk meewerkt aan het opleiden van de volgende generatie horecaprofessionals. ‘We zijn er allemaal van overtuigd dat we samen moeten opleiden. Leermeesters van de leerbedrijven nemen als examinatoren bij ons ook de praktijkexamens af. Zo hebben ze invloed op het onderwijsproces. Als een leermeester een leerling niet laat slagen, is dat eigenlijk ook een onvoldoende voor de docenten. Die zullen hun lessen moeten aanpassen op wat de leermeester graag wil zien.’

Discussieer mee over dit onderwerp op onze LinkedIn groep