In de horeca werkt nog maar 58 procent van de medewerkers in loondienst. Het overige deel is uitzendkracht, oproepkracht of zzp’ers.
Uit arbeidsmarktonderzoek van KHN en SVH blijkt dat het aandeel loondienst-aanstellingen tussen 2012 en 2018 is gezakt van 67 procent naar 59 procent. De horeca bestaat verder voornamelijk uit zelfstandigen (13%, een kleine 10.000 personen) en uitzendkrachten/oproepkrachten.
Deze laatste groep is in 2018 goed voor 26 procent van de arbeidsmarkt. In type aanstelling is het de snelst groeiende groep. In absolute zin is het aantal uitzendkrachten/oproepkrachten gedurende de afgelopen zes jaar zelfs gestegen met 83 procent.
De groei komt in aantallen medewerkers vrijwel geheel voor rekening van uitzendkrachten/oproepkrachten en zzp’ers (niet in loondienst). Het aandeel van mensen dat in loondienst werkt is gedaald van gemiddeld 65% naar 58%.
Corona en flexwerkers
Bedrijven die door de coronacrisis zijn getroffen kunnen tot 90 procent van hun loonkosten vergoed krijgen door de overheid. Toch zijn de afgelopen tijd veel mensen met een flexibel dienstverband hun baan kwijtgeraakt.
Voor zelfstandigen die door de coronacrisis veel of al hun inkomen zijn kwijtgeraakt, is er al een regeling. Zij kunnen ondersteuning krijgen tot bijstandsniveau, zonder dat daarbij zoals gebruikelijk wordt gekeken naar bijvoorbeeld spaargeld of het inkomen van een partner.
Voor de flexwerkers worden deze obstakels echter niet weggenomen. Op een WW-uitkering kunnen ze vaak geen aanspraak maken, omdat ze nog niet genoeg werkervaring hebben opgedaan.
PvdA, GroenLinks en coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie willen dat dat verandert.
Dinsdag 14 april debatteert de Kamer met minister Wouter Koolmees. De partijen zullen hem in dat debat oproepen met een nieuwe regeling te komen.